Toespraak van Haneen Zoabi ter gelegenheid van de Herdenking van de Kristallnacht, 8 november 2015, georganiseerd door het Platform Stop Racisme en Uitsluiting (vertaling van de oorspronkelijke Engelse tekst)
Haneen Zoabi is lid van het Israelisch parlement als vertegenwoordiger van de Verenigde Lijst van Arabische partijen. Zij maakt deel uit van de partij Tajammu al-Watani Dimoqrati, de Nationale Democratische Alliantie.
Ik wil u bedanken dat u mij hebt uitgenodigd hier te spreken bij deze bijzondere gelegenheid. Ik vind het een bijzondere eer te mogen spreken ter nagedachtenis aan de slachtoffers van Kristallnacht, en in naam van alle slachtoffers van racisme en vooroordelen en vervolging.
Het is voor mij een eer te mogen spreken in naam van het joods verzet en in naam van allen die in verzet zijn gekomen tegen onderdrukking.
Tijdens de Kristallnacht, zijn duizenden winkels en honderden synagoges verwoest en in brand gestoken door Duitse bruinhemden.
Misschien was de meerderheid van de Duitsers het hiermee niet eens, maar zij bleef zwijgen. Als in Israël twee kerken en tientallen moskeeën in brand worden gestoken en honderden Israëlische supporters van Beitar “Dood aan de Arabieren” schreeuwen na elke voetbalwedstrijd, dan blijft de meerderheid zwijgen, hoewel zij wellicht geschokt is.
Netanyahu en Barkat, de burgemeester van Jeruzalem, hebben burgers opgeroepen wapens te dragen en zij kregen de volle steun voor deze oproep van de zijde van Moshe Ya’alon, minister van Defensie, en van Yuval Diskin, het voormalig hoofd van de Israëlische geheime dienst.
Netanyahu heeft de joodse burgers opgeroepen te stemmen omdat –zoals hij het formuleerde- “De Arabieren naar de stembussen rennen”. De minister van Onderwijs, Benet, heeft verklaard, ik citeer hem-: “dat het OK is om Arabieren te doden. Ik heb het zelf meermalen gedaan.” Lieberman zegt “Gebruik de bijl”. Dit maakt duidelijk dat de kernboodschap van Kristallnacht niet is overgekomen.
Kristallnacht kwam niet uit de lucht vallen, uit het niets. Het was het eindpunt van een ontwikkeling gedurende jaren. En we zien een soortgelijke ontwikkeling zich nu in Israël voordoen sinds een aantal jaren.
De uitspraken die ik zojuist citeerde, moeten het geweld tegen Palestijnen rechtvaardigen. En toch blijven de toehoorders zwijgen. Langzaam, stapje voor stapje, accepteert de publieke opinie wat zij dag na dag hoort. De boodschap wordt onbewust overgenomen tot deze de algemeen geldende norm is geworden.
Ik wil u enkele recente onderzoeksresultaten laten horen, afkomstig van de jaarlijkse Democratie Index van het Israelisch Democratisch Instituut:
Een meerderheid onder de Israëlische bevolking gelooft dat de joods-zionistische waarden belangrijker zijn dan democratische waarden. 55 procent is tegen volledige gelijkheid voor Palestijnse inwoners van Israël. Het is gemakkelijk de geleidelijke teruggang in een diep dal te bemerken die ons herinnert aan het Duitsland van de jaren dertig van de vorige eeuw.
De demonisering van de Ander, het rechtvaardigen van het gebruik van geweld en het gebrek aan tegenweer tegen misdaden, dat alles herinnert ons aan wat zich afspeelde in het Duitsland van begin jaren dertig.
Twee weken terug is een Eritrese vluchteling, Haptom Zarhum, op het centrale busstation van Beer Sheva door een menigte gelyncht. En de algemene reactie op deze afschuwelijke gebeurtenis was dat er sprake was van ‘een identificatiefout’. De menigte die hem vermoordde, zag hem voor een terrorist aan en niet voor een onschuldige jood.
Wat echter schokkender is, is dat de mensen in het algemeen niet geschokt waren over de misdaad zelf, maar over de identificatiefout. Als het slachtoffer een Palestijn was geweest, was er in hun beleving geen probleem geweest.
Ik kan u nog meer voorbeelden geven, waarvan we kunnen leren dat de staat Israël snel soortgelijke fases doorloopt als in Duitsland in de jaren dertig.
En het gaat niet om feitelijk maar om wettelijk racisme. We hebben te maken met een politieke cultuur, die al begon toen de ideologie van deze staat werd geformuleerd, die in een zin kan worden omschreven: te zorgen voor en privileges te garanderen voor de joodse bevolking door middel van tachtig wetten. Elk van deze wetten lijkt op zich niet zo problematisch, maar als je naar het geheel van deze tachtig wetten en amendementen kijkt, dan begrijp je hoe ernstig de situatie is.
Het zou een paar uur duren om deze wetten te bespreken en mijn tijd is beperkt, maar laat me een voorbeeld noemen. Er is bijvoorbeeld een wet die toelaat een aanklacht in te dienen tegen burgers die tot een boycot oproepen. Een boycot is op zich een vreedzame manier van politiek bedrijven, die burgers kunnen inzetten als zij in verzet komen. Maar in Israël wordt de oproep tot een boycot door de wet effectief het zwijgen opgelegd.
Ik kan vertellen over dorpen die speciale toelating comités hebben om Palestijnen eruit te filteren die er willen komen wonen. Kunt u zich indenken dat er een dorp in Holland is waar een toelating comité de plaatselijke bevolking laat besluiten of er mensen niet mogen wonen op basis van hun etniciteit, ras of religie?
In Israël moet de politie verslag doen van haar onderzoek maar niet als het gaat om mensen die van schending van de veiligheid worden verdacht. Dit laat de mogelijkheid open voor misbruik en zelfs marteling van verdachten bij een verhoor. En omdat het wettelijk ook mogelijk is te verhinderen dat veiligheidsverdachten hun advocaat zien, is er sprake van een groot gevaar.
Ik kan zo doorgaan maar dit is mijn laatste voorbeeld. Als iemand met een partner uit de Palestijnse Gebieden trouwt, dan is gezinshereniging niet toegestaan. Kolonisten die in de Palestijnse Gebieden wonen en met een partner uit Israël zelf trouwen, krijgen niet met dit probleem te maken, maar Israëlische Palestijnen wel.
De vraag is: kunnen we dit stoppen? Kunnen we van Kristallnacht leren dat we niet moeten doden? Dat we niet racistisch moeten zijn en als we met wreedheden worden geconfronteerd, dat we dan niet onze mond moeten houden? Dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen? Als je blijft zwijgen over racisme en discriminatie, ben je medeplichtig!
Ik ben Haneen Zoabi. Ik ben een van de 120.000 die door Israël niet van huis is verdreven, van het Palestina van 1948, toen 85 procent van mijn mensen zijn verdreven in een etnische zuivering en volgens koloniaal plan.
In plaats van dit diep historisch onrecht te erkennen en een staat te vestigen die gebaseerd is op gelijkheid, rechtvaardigheid, democratie en menselijke waardigheid, leven we in een staat die gebaseerd is op het begrip ‘privileges voor joden’, een valse interpretatie van hun eigen tragedie.
Wat we moeten leren en begrijpen van de onderdrukking, vervolging verdrijving en moord op de joden van Europa is, om juist geen privileges toe te kennen aan de joodse inwoners van Israël, maar om op voet van gelijkheid te leven.
Je kunt racisme niet oplossen door anderen racistisch te behandelen. Integendeel. Je moet racisme weerstaan door gelijke rechten, democratie en rechtvaardigheid te zoeken, te eisen en in de praktijk te brengen.
Als Palestijnse heb ik te maken met een staat die mij wil laten geloven dat ik moet lijden om het onrecht aan de joden ‘goed te maken’ en dat ik net zo’n racisme moet ondergaan als waarmee de joden in het Duitsland van de jaren dertig vorige eeuw te maken kregen.
Als Palestijnse, en ik ben niet betrokken geweest bij het racisme dat tot de Kristallnacht heeft geleid, identificeer ik mij met de slachtoffers en ik vecht mee in hun strijd tegen het racisme dat door Israël in hun naam wordt bedreven.
Ik ben gedwongen te leven in een ondemocratisch, naar de wet racistisch politiek systeem, dat is gebaseerd op ‘privileges voor alleen de joodse burgers’, en daarbij wordt vergeten dat het niet ik was, die is geïmmigreerd naar Israël, maar dat zij naar het land zijn geïmmigreerd. En Israël is nog een stap verder gegaan door mijn volk op de Westelijke Jordaanoever, in Gaza en Oost-Jeruzalem te bezetten, waarbij grote misdaden zijn begaan tegen de mensheid, oorlogsmisdaden, waarbij het land is geconfisqueerd, nederzettingen zijn gebouwd, mensen zijn blootgesteld aan het geweld van veel kolonisten, mijn mensen onder belegerd en basale mensenrechten, waardigheid en vrijheid ons ontnomen zijn.
Bij de laatste grote aanvallen van Israël op Gaza zijn 2200 Palestijnen omgebracht, onder wie 500 kinderen. Wat kunnen we doen behalve strijden binnen de grenzen van het internationale recht? Welke andere menselijke reactie kunnen we geven?
Maar Israël bestempelt juist deze vorm van strijd, die ieder van u in dezelfde situatie zou voeren, als crimineel. Met de harde les van Kristallnacht in ons hoofd roepen wij op tot de strijd van onze mensen binnen de grenzen van het internationaal recht. Wij roepen alle mensen op om volgens deze gedachtegang tegen dezelfde praktijken te strijden. Wij roepen als burgers op tot politieke strijd.
Ik roep niet op tot geweld. Ik roep op tot een strijd binnen de grenzen van het internationaal recht. Ik roep u op om niet te zwijgen over de ernstige misdaden die tegen mijn mensen worden begaan.
Meer toespraken: Een ontroerende en inspirerende Kristallnachtherdenking